... moet 't mogelijk zijn onder de 4u te gaan. (nu 4u 24min)
U vraagt, wij draaien
.Al geruime tijd geen neerslag van betekenis, een zonnige zondag en nog geen jacht. De ideale motivatie om nog eens solosride te rijden.
Gezien ik op vrijdag pas ruim na middernacht in de slaapzak zou liggen na de nachtrit in Hamoir, en omdat op zaterdag een tweede poging op het programma stond om de GR 571 klein te krijgen, koos ik ditmaal voor de
55 km. Ook wel omdat ik dezelfde dag nog een verkenning voor de TBOW 2010 in die buurt had gepland; kwestie om de verre verplaatsing van het Hoge Noorden nuttig te maken.
Zo gezegd, zo gedaan. Zondagochtend ontwaak ik tegen m’n natuur in vrij laat in de wagen, een teken dat de zaterdagrit de meer dan moeite was (licht understatement). Het is vrij
fris aan de vis, en dat brengt me op het idee om als opwarming eerst een pittig klimmetje of 2 te doen in Aywaille voordat ik aanzet met de solosride. Zodoende kan ik nog voor de eigenlijke start het truitje lange mouw al in de rugzak steken.
09:49:10, onder de brug van de autostrade, bushaltestation. MARK een waypoint, reset de tripgegevens op GPS, effe checken of de tracklog aanstaat en hop, we zijn vertrokken. Tegen wel zeker 7,5 per uur vlam ik en danseuse de eerste helling op. Gezien de korte afstand ram ik wat meer Watt door de crank dan gewoonlijk; bij de full-monty is het eerder de bedoeling om zo efficiënt mogelijk boven te raken met een minimum aan krachtverspilling, en tijdens een ander ritteken genaamd Elias Ride (waar je dit na krap 6.000 hm doet) is het eerder een kwestie van recht te blijven en niet achteruit te bollen.
Maar bon, zowaar in XC-stijl omhoog dus. Halfweg de helling rechtsaf offroad. Nog snel effe een collega-biker voorbij steken, om dan het klein padje rechts in te slagen. Eerste afdaling, en al direct eentje waar je verdorie goed bij de pinken moet zijn om via de wortelkes niet tegen een boom te belanden. Alles prima droog, dus dat lukt probleemloos.
Tweede helling. De temperatuur stijgt, het trapritme zit direct goed. Dit gedeelte is nog origineel van vroeger, en ken ik dus vanbuiten. Handig om zonder op GPS te kijken af te dalen en om de klimmen beter te kunnen inschatten.
Na 4 km wel een
verandering. Nu in plaats van de afdalen naar de Ninglinspo, recht naar de grote baan. En jawel: zowaar een stukje vlak onroad waar ge u is goed kunt platleggen en de snelheid omhoog kan. Hop hop hop: vlak terrein is m’n ding, dus gaat het tegen de 40. Bruggeske over de Amblève, huisjes bekijken in
Nonceveux en dan via een smal pad (in feite een kiezeloprit) terug den bos in. Toegegeven: dat punt is een instinker waar je de eerste keer allicht zal twijfelen. De gouden tip is: zoek de GR-markering. De dag voordien trouwens die GR gedaan, dus de paden die volgen lagen nog vers in het geheugen; groot voordeel.
Dit lang nieuw stuk is een streling voor het oog. Over een “Ardeens vlakke”
prachtige singletrail (lees: geen al te grote hoogteverschillen maar nu en dan korte hevige snokskes op en neer) gaat het geruime tijd net naast de Amblève. De verblindende zon weerspiegelt in het klaterende water dat zich een weg baant tussen de kwartsietblokken. Mooi !
Het einde van dit schitterende pad is het begin van een
korte, zeer technische afdaling over gladde, natte blote leistenen. Dit zijn enkele meters in omgekeerde richting dan vroeger. Maar al snel gaat het weer via een nieuwe paden verder parallel stroomopwaarts de vallei in. Ditmaal laat de ondergrond het weer toe de gashendel eens flink open te draaien.
Enkele zijstroompjes verder is het gedaan met lachen. Hier verlaat het broodkruimelspoor de Amblève en gaat het lang omhoog richting de bossen van Lorcé. Van de afdaling aan de overkant van het beekje had ik aanvankelijk een slecht gevoel; de snakebite van de vorige keer lag nog vers in het geheugen. Nu was de weg precies redelijk “opgekuist” en was het grootste gevaar voor materiaalpech geweken.
Beneden aangekomen steken we de Amblève een laatste keer over en blijven definitief aan rechteroever. De volgende klim kende ik nog niet; andere keren werd de flank telkens beklommen via de stapvariant. Daaruit kon ik wel inschatten dat deze klim behoorlijk lang duurde. En inderdaad, dit is zo een
slepend Belgisch pareltje dat 260 hm duurt.
Helaas heeft het feit dat je niet in de Alpen bent, maar nog wel steeds in België dan ook z’n keerzijde. Wat verder boven op een uitgevlakt begin van de afdaling enkele grote modderbakken. Hoe lang was het al weer geleden dat het nog eens regende?
Op weg naar de Chefna valt ook stilaan op dat we hier constant in bos zitten.
Chefna dus. Ditmaal de bovenloop in dalende zin, het is eens wat anders. Halfweg haaks naar rechts. En wat had je gedacht: klimmen uiteraard, via niet-onaardige boswegen richting volgend memorabel stuk. Een afdaling over grote keien en gladde rotsblokken. Beter gekend voor rijders van de 85 km en 108 km als de klim (bij die afstanden gaat het in omgekeerde richting) die net-wel-net-niet doenbaar is tot “de struik”, en vanaf dan met zekerheid enkel te voet te bedwingen is. Ook bergaf is dit niet van de poes. Tegen amper 15 km/h, poep op de achterband, vingertjes op de remgrepen het rempunt zoeken waarop enerzijds het remvermogen groot genoeg is, en anderzijds waarop de banden nog voldoende grip hebben op de onvoorspelbare ondergrond.
Niet evident.
Je zou bijna blij zijn om terug te mogen klimmen. Voor het uitzichtpunt van
Crahay had ik nu geen oog; daar was ik enkele uren voordien al tijdens een avondwandeling gepasseerd (gele markeringen vertrekkende vanop de parking Ninglinspo: korte maar mooie wandeling).
Terug hoogtemeters winnen dus. Eerst over een brede grindweg, nadien over de gekende “soms-wel-soms-niet uitgedroogde” beekbedding. Intussen was het bijna middag, en met de zon pal op de knikker genoot ik van de
prachtige omgeving in de indian summer.
Volgend ingrediënt wat zeker niet mocht ontbreken komt eraan:
Ninglinspo. Bergafwaarts, dus steeds garant voor relatief makkelijk en vooral lang afdaalplezier. Ware het niet dat de kuiten plots overvloedig bevochtigd werden met notubes. Dedju: net als de dag voordien opnieuw een
scheur in de band. Ik pomp de band terug op druk en rij wat verder, maar merk dat de vloeistof de scheur niet kan dichten.
Plan B: binnenband opdiepen. Bij het demonteren van de buitenband merk ik zeker 3 kanjers van doorns, die ik niet meteen kan verwijderen.
Plan C: om niet onnodig veel tijd te verliezen (op zo’n moment mis je een tang aan de multitool) dan maar een andere buitenband steken, die ik toch had meegenomen in de rugzak (die stak daar nog in van de GR op zaterdag, maar ik bewust laten zitten omdat ik vorig jaar tijdens solosride 108 (toevallig op net dezelfde plaats) ook een gescheurde achterband had). 20 minuten later kon ik de pedalen weer ronddraaien.
Beneden aan het café de laatste grote
nieuwe sectie tot de Porallée. Meer op dan af, met momenten uitdagend steil. Komt het door de iets hogere bandendruk dan normaal, of zijn sommige stukjes écht zo moeilijk om ze al fietsend te bedwingen?
Een zekerheid is wel dat de omgeving hier, net als de gehele tocht, prachtig is. Bos, bos en nog eens bos; de enigste variatie is het verschil tussen loofhout of naaldhout. En bekende (vb
La Chaudière van de gelijknamige waterval) en onbekende beekjes verscholen in diep ingesneden prachtige valleitjes, die het hoogteprofiel van de tocht bepalen.
Eindelijk boven aangekomen staat de
Porallée op het menu. Vanaf hier ken ik dankzij eerdere verkenningen het parcours terug van buiten. Ondanks dit rechtdoor in dalende zin gaat, is van recuperatie geen sprake. Hier is het eerder een kwestie om zoveel mogelijk wortels, keien en een sporadische plas te ontwijken. Pas wanneer we de Ardeense noord-zuid as verlaten kan de snelheid de hoogte in. Maar alvorens we aan de
Hautregard komen, toch nog even een banaan en wat peperkoek binnenspelen om de finale aan te vatten.
Het laatste stuk is nu terug hetzelfde als alle afstanden. Handig om dankzij parcourskennis zonder kijken op GPS te weten waar je in de afdalingen moet afslaan, en zo meer van oa de
Gervovavallei te kunnen genieten. En ook handig om het stuk dat nog moet komen goed in te schatten.
Hier zijn de afdalingen, in vergelijking met wat we al hebben gehad, eerder makkelijk. De klimmen, dat is echter andere koek. Zoals bvb die stinkerd die begint aan de voet van de steengroeve. Bij de langere afstanden is het hier een kwestie om te overleven. Nu bij de 55 km kan ik zowaar op de lange uitloper nog vrij vlot tempo maken. Dat doet deugd.
Nog 1 klimmetje, en dan komt het verlossende waypoint
“finish” in zicht.
Na
3h43 heb is de opdracht volbracht; er staan
53 km en 1720 hm op de teller. Veel tijd om uit te rusten is er niet, want ik had me voorgenomen om nadien nog een deel voor de TBOW 2010 te verkennen.
Algemeen kan je toch wel stellen dat de volledig vernieuwde 55 km een schot in de roos is. Hier zit je constant in bos, dit is Ardennen op en top. Ik vond het ook leuk dat je enkele bekende stukken van vroeger nu in andere richting aandoet. Dankzij het prachtige weer was er nauwelijks een slecht stuk, maar de hoop om volledig proper aan te komen mag je helaas opbergen. Er zitten een heleboel hellingen en afdalingen in, zodat het geheel voldoende pit heeft. Doch, in tegenstelling tot bvb de 108 km, blijft alles genietbaar en is er regelmatig een “tussenstukje” om uit te blazen (of net het tempo de hoogte in te jagen). Bij deftige conditie, droge ondergrond en goede rijtechniek hoef je tijdens geen enkele klim of afdaling van de fiets.